Het weer in Tirol wordt beinvloed van de noord-atlantische oceaan, de middellandse zee en het europese continent. Oostenrijk wordt in twee klimatgebieden ingedeeld. In de Alpen, de provincie Tirol ligt ook in de Alpen, heerst een hooggebergteklimaat en in de minder hoog gelegen gebieden heerst een overgangsklimaat.
De gemiddelde temperatuur is in Tirol lager dan bijvoorbeeld in Duitsland of Nederland. De gemiddelde temperatuur is ook lager dan in het oosten van Oostenrijk. De temperatuur in Tirol daalt per honderd meter hoogte circa een halve graad Celcius. De richting van de hang van de berg (oost, west, zuid of noord) speelt hierbij een grote rol. Het verschil tussen zuid en noord kann vrij groot zijn. Vooral in het voorjaar, eind maart en april, worden deze verchillen goed zichtbaar.
In deze periode begint de sneeuw op de zuidhangen al redelijk te smelten en wordt papperig. Op noordhangen daarentegen is de sneeuw nog vers! Dit heeft met de straling van de zon te maken Op de noordkant is er minder straling van de zon, waardoor de sneeuw dus beter blijft maar het in deze periode wel langer gevaarlijker blijft voor lawines. Zonnenstralen zorgen er namelijk voor, dat de sneeuw samen geperst wordt en daarmee wordt de sneeuwlaag zekerder.
Een hooggebergteklimaat heerst vanaf ca. 1500 meter. Een belangrijke eigenschap van dit klimaat zijn de grote temperatuurverschillen tussen dag en nacht. Tijdens de dag stijgt de temperatuur zeer snel en daalt tijdens de nacht behoorlijk. Boven de 1800 meter wordt de gemiddelde temperatuur per jaar niet veel hoger als 10° Celsius. De hoogste gemeten temperatur in Oostenrijk is 39,7° Celsius.
Neerslag in Oostenrijk verschilt enorm. Een oorzaak van deze verschillen zijn de bergen in de Alpen. De regio Serfaus-Fiss-Ladis krijgt in tegenstelling to sommige andere gebieden in Tirol zeer weinig neerslag.

De gemiddelde temperatuur is in Tirol lager dan bijvoorbeeld in Duitsland of Nederland. De gemiddelde temperatuur is ook lager dan in het oosten van Oostenrijk. De temperatuur in Tirol daalt per honderd meter hoogte circa een halve graad Celcius. De richting van de hang van de berg (oost, west, zuid of noord) speelt hierbij een grote rol. Het verschil tussen zuid en noord kann vrij groot zijn. Vooral in het voorjaar, eind maart en april, worden deze verchillen goed zichtbaar.
In deze periode begint de sneeuw op de zuidhangen al redelijk te smelten en wordt papperig. Op noordhangen daarentegen is de sneeuw nog vers! Dit heeft met de straling van de zon te maken Op de noordkant is er minder straling van de zon, waardoor de sneeuw dus beter blijft maar het in deze periode wel langer gevaarlijker blijft voor lawines. Zonnenstralen zorgen er namelijk voor, dat de sneeuw samen geperst wordt en daarmee wordt de sneeuwlaag zekerder.
Een hooggebergteklimaat heerst vanaf ca. 1500 meter. Een belangrijke eigenschap van dit klimaat zijn de grote temperatuurverschillen tussen dag en nacht. Tijdens de dag stijgt de temperatuur zeer snel en daalt tijdens de nacht behoorlijk. Boven de 1800 meter wordt de gemiddelde temperatuur per jaar niet veel hoger als 10° Celsius. De hoogste gemeten temperatur in Oostenrijk is 39,7° Celsius.
Neerslag in Oostenrijk verschilt enorm. Een oorzaak van deze verschillen zijn de bergen in de Alpen. De regio Serfaus-Fiss-Ladis krijgt in tegenstelling to sommige andere gebieden in Tirol zeer weinig neerslag.
